Refereerbijeenkomst over laaggeletterdheid en gezondheidsvaardigheden


Naar een gezondheidspraktijk waarin
patiënt en professional elkaar begrijpen

Wat betekent het voor patiënten als zij moeite hebben met lezen, schrijven en het begrijpen en toepassen van informatie. En wat betekent het voor professionals als zij met deze patiënten geconfronteerd worden? Deze vragen stonden 29 juni centraal tijdens een zeer drukbezochte referereerbijeenkomst van de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid over het thema: Laaggeletterdheid en Gezondheidsvaardigheden: hoe houd je rekening met elkaar?

Een kleine interactieve quiz leerde dat beleidsmakers en onderzoekers goed vertegenwoordigd waren en er vooral veel praktijkmensen in de zaal zaten. Onder leiding van Evelyne Linssen van de GGD Zuid Limburg werden zij langs een aantal vragen geleid om hun kennis van laaggeletterdheid en gezondheidsvaardigheden te testen en op te frissen. Zo blijken opleiding, leeftijd en gebruik van vaardigheden een belangrijke voorspeller voor laaggeletterdheid. Verder heeft 29 procent van de Nederlanders beperkte gezondheidsvaardigheden en is 48 procent van de chronisch zieken niet tot zelfmanagement in staat. Nog een belangrijk weetje: je kunt een tekst alleen begrijpen als je alle woorden kent. Om die reden heeft de GGD Zuid Limburg een werkgroep laaggeletterdheid ingesteld, die collega’s meer bewust maakt van de noodzaak van heldere communicatie, zowel op papier als online en in gesprekken.

Regionale verschillen
Rolf van der Velden, directeur van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de UM in, ging na deze korte quiz in op de regionale verschillen als het om geletterdheid gaat. Daartoe putte hij uit het PIAAC-project, een grootschalig onderzoek, uitgevoerd in meerdere landen.
“Laaggeletterdheid”, zei Van der Velden, “is niet hetzelfde als analfabetisme. Het gaat er vooral om of iemand een geschreven tekst kan begrijpen, zoals een bijsluiter bij medicijnen, of de website van een gemeente.” Na je veertigste gaat het vermogen om informatie te verwerken bij iedereen achteruit, zo blijkt uit het onderzoek. Dat verklaart wellicht waarom in Nederland een sterk vergrijzende gemeente als Kerkrade er met 20,6 procent laaggeletterden negatief uitspringt. En een stad als Utrecht met veel studenten en hoogopgeleiden juist veel beter scoort. Van der Velden bevestigde op een vraag uit de zaal, dat er marges in de cijfers kunnen zitten. “Het onderzoek geeft wel duidelijk aan dat de cijfers een betrouwbare basis vormen voor beleid.” Verder beaamde hij dat het weinig zin heeft om als gemeente te proberen het percentage met bijvoorbeeld vier procent terug te dringen. “Je kunt je doelstelling beter anders formuleren door bijvoorbeeld de communicatie makkelijker of meer beeldend te maken.”

Gevolgen beperkte gezondheidsvaardigheden
De volgende sprekers gingen hierna uitgebreid in op hoe laaggeletterdheid de gezondheidsvaardigheden van mensen beïnvloedt. En welke gevolgen dit heeft voor de praktijk van de gezondheidszorg. Karen Hosper, senior projectleider van Pharos expertisecentrum gezondheidsverschillen, constateerde dat de samenleving steeds complexer wordt: veel diensten zijn geautomatiseerd en gedigitaliseerd en niet iedereen kan daar in meegaan. Als het om de zorg gaat, kunnen laaggeletterden bijvoorbeeld de weg niet vinden, ook letterlijk niet, zoals in het ziekenhuis. Brieven, mails, brochures, websites en bijsluiters begrijpen ze niet goed. En in gesprekken met zorgverleners slagen ze er niet in de juiste vragen te stellen of hun klachten goed te forumleren. Maar ook zaken als het trouw innemen van medicatie of afspraken nakomen, zijn moeilijk. Hun gezondheidsvaardigheden zijn beperkt: zij hebben onvoldoende vaardigheden om mondelinge en schriftelijke informatie over gezondheid te verkrijgen, begrijpen en toe te passen. De patiënten die in een kort filmpje aan het woord kwamen, bevestigden dat beeld. Waarom ze het niet zeggen als ze iets niet begrijpen, luidde de vraag. “Uit schaamte”, antwoordde een van hen.

Stappenplan voor een andere praktijk
De praktijk wijst uit dat mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden vaak over het hoofd worden gezien. Toch zijn ze wel herkenbaar. Zo stellen ze weinig vragen, of praten over alles heen; zijn ze sneller boos en geïrriteerd (omdat ze iets niet begrijpen); lijken ze niet gemotiveerd en geïnteresseerd, willen ze vaak snel weer weg en komen ze regelmatig te laat (omdat ze de afspraak niet begrepen hebben). Het versterken van hun vaardigheden is slechts een deel van de oplossing. “De vraag is wat je aan de zorgkant kunt veranderen”, zei Karen Hosper. Daar zijn veel mogelijkheden voor, zoals het versterken van vaardigheden van zorgverleners. Ook het gebruik van eenvoudig voorlichtingsmateriaal en een toegankelijke praktijk zijn belangrijk. Pharos heeft een stappenplan ontwikkeld dat gezondheidspraktijken daarbij helpt: www.pharos.nl/stappenplan.

Zelfmanagement chronisch zieken
Monique Heijmans, senior onderzoeker op het gebied van chronisch zieken, zelfmanagement en diversiteit van NIVEL, vertelde dat de overheid op allerlei fronten inzet op meer eigen regie, ook in de gezondheidszorg. De 5,3 miljoen chronisch zieken worden geacht hun ziekte zelf te managen. Dus: zelf kunnen kiezen welke zorg je precies moet inzetten, welke behandeling je moet kiezen en weten hoe je met zorgverleners om moet gaan. “Kan iedereen die rol vervullen? Nee”, zei Monique Heijmans. Een belangrijk deel van de chronisch zieken heeft daarin ondersteuning nodig. Zeker kwetsbare groepen, zoals mensen met een laag opleidingsniveau, een klein sociaal netwerk, een complexe zorgvraag en psychische klachten. Mannen blijken bovendien kwetsbaarder. Ook Monique Heijmans riep de zorgkant op zich aan te passen en rekening te houden met mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden. “Realiseer je dat mensen wel willen, maar niet altijd kunnen”, zei ze.

De huisartspraktijk
Jeanny Engels, expert zelfmanagement, persoonsgerichte zorg en gezondheidsvaardigheden bij kenniscentrum Vilans, ging in op een project dat loopt in drie huisartspraktijken in Nederland: Laaggeletterdheid is van gewicht- de huisarts helpt. Een van die drie praktijken ligt in Kerkrade. Het project moet antwoord geven op de vraag of ondersteuning van zelfmanagement leidt tot meer zelfvertrouwen, meer bewegen, een afname van het BMI en een betere ervaren gezondheid. Tegelijkertijd is het de bedoeling om de praktijken aan te passen, zodanig dat zorgverleners laaggeletterden herkennen, de juiste tools inzetten en met hen samenwerken. “Wij doen niets meer zonder laaggeletterden daar zelf bij te betrekken”, vertelde Jeanny Engels. Wat betreft de huisartspraktijk in Kerkrade (Terwinselen) wist ze te melden dat het enthousiasme voor het project groot is, zowel bij zorgverleners als patiënten.

De gemeente en laaggeletterdheid
De Intergemeentelijke Sociale Dienst Brunssum, Onderbanken en Landgraaf neemt laaggeletterdheid inmiddels zeer serieus. Medewerkers worden geschoold, zodat zij weten hoe zij deze doelgroep kunnen bereiken. En, heel belangrijk, de medewerkers zijn anders gaan schrijven. “We zagen in de quiz al dat je alle woorden moet kennen om een tekst te kunnen begrijpen. In ons tekstmateriaal houden wij daar rekening mee”, vertelde Sylvia Linders, afdelingshoofd inkomen van de dienst. Dat betekent dat teksten zich nu beperken tot kernbegrippen, jargon ontbreekt en er is sprake van duidelijke, eenvoudige taal. Dus niet: woonachtig in, maar wonen. Binnen de dienst worden bovendien speciale coaches ingezet die het taalgebruik screenen op begrijpelijkheid. Voor de gebruikers van de dienst is dat cruciaal. Het kan voor hen bijvoorbeeld letterlijk het verschil betekenen tussen wel of geen uitkering krijgen.

Paneldiscussie tot slot
Merkt de dienst nu inderdaad een verschil, vroeg Karen Hosper zich af in de paneldiscussie aan het slot. “Ik denk het wel”, antwoordde Sylvia Linders. “Onze houding is bovendien veel klantvriendelijker geworden. En ik denk dat je, los van de taal, ook veel met een houding kunt bereiken”. Of andere gemeenten dit voorbeeld overnemen? Ja, klonk het uit de zaal, andere gemeenten zijn hiermee bezig. Een andere manier om laaggeletterden beter te herkennen en te bereiken, is door multidisciplinair samen te werken, werd door een medewerker van een medisch centrum geopperd. Een tip die door het panel met instemmend geknik werd ontvangen. Een JGZ-verpleegkundige vroeg zich af wat zij kon doen als ze met laaggeletterde ouders wordt geconfronteerd. “Je wilt immers graag dat ouders hun kinderen voorlezen en stimuleren.” Daar blijken inmiddels al tools voor te bestaan, onder andere bij bibliotheken. Op andere terreinen, zoals in de sport, blijkt de aandacht voor en de bewustwording van laaggeletterdheid eveneens toe te nemen. Waarbij Monique Heijmans tot slot opriep, om niet alleen aandacht te hebben voor “degene die komt vragen, maar ook voor degene die geeft: die zorgverlener.”