Refereerbijeenkomst Academische Werkplaats: Wajong in transitie

jongschool_bj02040_110158

“Jongeren met een ziekte of handicap kunnen vaak meer dan wij denken”

Het kabinet wil dat jongeren met een ziekte of handicap participeren, liefst in een betaalde baan. Maar hoe bereid je jongeren daar op voor, wat doe je als een baan niet haalbaar is en wat is de rol van UWV, werkgevers en gemeenten? Die vragen stonden op 19 november centraal tijdens een refereerbijeenkomst van de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Limburg in Maastricht.

‘Wajong in transitie’ luidde het thema van de refereerbijeenkomst. Een thema dat partijen in de zorg en het beleid sterk bezighoudt, zo bleek uit de grote opkomst deze donderdagavond. Jongeren met een ziekte of handicap die voorheen recht hadden op een Wajong-uitkering, vallen sinds 2015 grotendeels onder de Participatiewet. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van die wet. “De vraag is: hoe gaan gemeenten deze jongeren betrekken bij de samenleving? Hoe gaan ze hen begeleiden naar een passende baan? Dat is belangrijk, want mensen willen graag zinvol bezig zijn. Onderzoek laat bovendien zien dat arbeid goed is voor onze gezondheid”, vertelde Maria Jansen, programmaleider van de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Limburg. Zij gaf als eerste het woord aan Rob Schwillens. Hij is regiomanager van het UWV Werkbedrijf in Zeeland en West-Brabant en vervulde die functie eerder in Zuid-Limburg.

Banenafspraak

SchwillensSchwillens schetste kort wat het kabinet wil bereiken en welke afspraken voor dat doel zijn gemaakt. Zo moeten er tot 2026 in totaal 125.000 nieuwe banen bijkomen voor mensen met een ziekte of handicap, de zogeheten banenafspraak. De overheid staat garant voor 25.000 banen, de marktsector moet de resterende 100.000 opleveren. In het landelijke doelgroepregister staan alle mensen die onder de banenafspraak vallen. Naast de jongeren in de Wajong die kunnen werken, zijn dat onder andere mensen met een WSW-indicatie en mensen die onder de Participatiewet vallen, te weten: mensen van wie het UWV op verzoek van de gemeente vaststelt dat zij niet 100 procent van het minimumloon kunnen verdienen. Het UWV beheert het doelgroepregister. Rob Schwillens: “Wajongers die echt niet kunnen werken, blijven bij het UWV. De andere Wajongers moeten doorstromen naar werk. Dan spreek je dus over jongeren die kampen met lichamelijke of psychische problemen. Bovendien gaat het in vijftig procent van de gevallen om jongeren met meerdere problemen, de multi-problematiek.”
De gemeenten moeten bepalen wie naar het doelgroepregister kan en wie niet. De volgende stap is het doorgeleiden van deze mensen naar werk. Inmiddels telt ons land 35 regionale werkbedrijven waarin gemeenten, het UWV, werkgevers en vakbonden onder andere praten over hoe dat op een eenduidige manier kan gebeuren. Schwillens benadrukte dat lang niet alle 11.500 Wajongers die in 2014 in Zuid-Limburg geregistreerd stonden, in het doelgroepregister opgenomen zullen worden. Voor de mensen die daar wel in belanden, blijft het vinden van werk moeilijk. Fred Zijlstra, hoogleraar Arbeids- en Organisatiepsychologie aan de Universiteit Maastricht, maakte duidelijk dat de doelgroep zeer gevarieerd is en kampt met uiteenlopende problemen. “In deze groep kom je veel mensen tegen met beperkte sociale, communicatieve vaardigheden. En dat zijn nu net de vaardigheden waar veel werk in deze tijd om vraagt.”

Arbeid is complex

zijlstraEen ander probleem voor mensen met een ziekte of handicap, is dat arbeid te complex is geworden. “Vroeger was arbeid zeer industrieel en moest veel werk met je handen worden gedaan. Dat werk hebben we nu voor een belangrijk deel naar de lage loonlanden geëxporteerd. Tegenwoordig wordt onze economie gekenmerkt door dienstverlening en daarvoor moet je je hoofd en je hele wezen inzetten. Mensen uit de doelgroep missen die vaardigheden vaak.” Ook daarbuiten zijn veel mensen die zich overvraagd voelen: de ervaren werkdruk neemt snel toe, vertelde Zijlstra. Dat komt onder andere door de inzet van technologie en het streven naar efficiency. “Psychische klachten zijn op dit moment al de belangrijkste reden om iemand af te keuren”, hield de hoogleraar de zaal voor. “Als we mensen uit het doelgroepregister aan het werk willen hebben, dan moet er voor hen andere arbeid komen. We moeten ons werk herontwerpen. Taken en functies zitten niet in beton gegoten. Door taken anders te verdelen, veranderen functies.” Op die manier is het volgens Zijlstra mogelijk om meer eenvoudige functies te creëren. “Het betekent dat je je organisatie moet aanpassen en dat is niet makkelijk. Dat vereist specialistische kennis.” Om die reden hebben de UM en het UWV het Expertisecentrum Inclusieve Arbeidsorganisatie opgericht. Zijlstra: “Dat centrum kan organisaties helpen om de doelstelling van de Participatiewet te realiseren.”

Maatwerk

maatwerkDe gemeente Heerlen is daar al volop mee bezig, zo bleek vervolgens uit het verhaal van Mark Wenders en Henk Extra. Zij werken beiden voor het Jongerenloket van deze gemeente. “Wij proberen kwetsbare jongeren tot 27 jaar weer te laten participeren door hen te laten werken of weer te laten leren”, vertelde Mark Wenders. Zo richt de gemeente zich op jongeren die zonder diploma de school dreigen te verlaten en jongeren voor wie dat al een gegeven is. De gemeente onderzoekt of iemand weer kan gaan leren, of anders kan gaan werken. En als dat niet lukt, wordt onderzocht op welke wijze een jongere wel kan participeren, bijvoorbeeld als vrijwilliger. “We redeneren vanuit het individu”, aldus Mark Wenders, die benadrukte dat de gemeente met tal van partijen samenwerkt om het doel te bereiken. “Als het ons lukt om ongeveer de helft van de jongeren een duurzame plek te geven, dan is dat al een heel mooi resultaat.” Zijn collega Henk Extra bevestigde dat. Maatwerk is beslist niet eenvoudig, zei hij. Veel jongeren vallen in de categorie multi-problematiek en dat maakt het vinden van een goede plek moeilijk. Niettemin zijn er veel voorbeelden van jongeren die inmiddels participeren. Margot Soons, die het project Werkend Leren in Parkstad leidt, illustreerde dat met haar verhaal. Het project richt zich op jongeren van 16 tot 27 jaar die niet meer naar school kunnen of willen. Vaak hebben ze zelf al kinderen, financiële schulden en geen CV. Het zijn “bankzitters” die best willen werken en graag geld willen verdienen. In het project worden inmiddels 70 van deze jongeren begeleid. Proberen aan te sluiten bij hun behoeften, geldt daarbij als uitgangspunt. Met succes. Inmiddels hebben 28 jongeren een baan, zijn er 20 toch weer gaan leren en hebben 22 jongeren iets gedaan dat hun kans op werk vergroot. “De cijfers overtreffen mijn verwachtingen. Deze jongeren kunnen vaak meer dan wij denken”, vertelde Margot Soons. Volgens haar helpt het daarbij dat Parkstad veel sociale werkgevers telt, die bereid zijn om deze jongeren een kans te geven.

Een levendige discussie

discussieIn kleine groepjes werden vervolgens vragen voorbereid voor de slotronde: de paneldiscussie. Hoezeer het onderwerp leeft, bleek uit de levendige discussies die overal in de zaal ontstonden en de vragen die dat opleverde. Zo luidde een vraag: waar zijn de Wajongers gebleven? In de praktijk stromen zij namelijk niet massaal binnen bij de gemeenten. Peggy Muijrers, beleidsadviseur Participatiewet van de gemeente Brunssum bevestigde dat beeld. “Wij hebben het idee dat mensen vaak niet weten dat ze zich bij de gemeente kunnen melden. Ze hebben zoveel verhalen over bezuinigingen gelezen, dat ze denken dat er niets meer voor hen is.” Volgens Hans Fredrix, consulent van MEE speelt ook mee dat veel jongeren van 18 tot 20 jaar die tot de doelgroep behoren, nog op school zitten. Schwillens van het UWV benadrukte dat zijn organisatie daarom in het verleden was vertegenwoordigd in een scholennetwerk. De gemeenten moeten die taak feitelijk overnemen. Dat maakt het voor scholen niet makkelijk, meldde een schoolbestuurder. Leerlingen komen immers vaak uit verschillende gemeenten en door die versnippering wordt het overleg bemoeilijkt. Een andere vraag die werd opgeworpen, is hoe werkgevers de jongeren uit de doelgroep het beste kunnen begeleiden: hoe voorkom je dat jongeren overvraagd of juist onderschat worden? “Daar is nog niet veel onderzoek naar gedaan. Ik denk dat het belangrijk is om leidinggevenden en collega’s vooraf in ieder geval goed te informeren”, reageerde Fred Zijlstra. Lisette van Cauteren, orthopedagoog van Radar, benadrukte dat het belangrijk is om jongeren zelf te laten vertellen wat ze wel en niet kunnen. Margot Soons bevestigde dat: “Vraag hen wat ze nodig hebben om goed te kunnen functioneren”, gaf zij als tip. Volgens Rob Schwillens zoeken bedrijven in Zuid-Limburg elkaar al op om deze problematiek te bespreken. Ook omdat zij willen voorkomen dat zij beboet worden als zij onvoldoende banen voor de doelgroep creëren. Verder overleggen betrokken partijen in de regionale platforms. “Zo wordt onder andere gesproken over hoe je jongeren op een eenduidige manier naar werk kunt leiden”, aldus Mark Wenders. Dat is een verantwoordelijke taak, rondde Mieke Steenbakkers van de GGD Zuid Limburg de discussie af. “Het gaat niet alleen om geld verdienen. Werkgevers hebben ook een maatschappelijke taak.”